“Mag ik je wat vragen?” Er komt een jonge vrouw de kerk binnen lopen, kort voor de dienst. Ik neem haar mee naar de kerkzaal en samen schuiven we de bank in.
“Ik leer mijn kinderen niet meer bidden om een nieuw hart.” Op de vraag waarom niet, zei ze: “Het kan maar zo zijn dat ze al van de Heere Jezus houden, en dan is bidden om een nieuw hart niet nodig.”
Het is een bont gezelschap in mijn auto. Naast mij zit een vrouw van begin zestig. Haar traditionele kleding laat zien dat ze uit Noord-Albanië komt. Ze draagt een plooirok met daaronder een broek. Alles in stemmig zwart, de kleur die laat zien dat ze weduwe is. Achter mij zit een tienermeisje en naast haar twee andere dames uit onze gemeente. We hebben zo’n tweeënhalf uur voor de boeg, want vandaag gaan we met de bezoekers uit onze kerk de zustergemeente in Tepelenë (Zuid-Albanië) opzoeken.
Ik weet het nog. Als de dag van gisteren. Het was op de wegwijsbeurs, die in die tijd nog bestond. Ik zal toen een jaar of vier geweest zijn. Vol aandacht keek ik naar de schaatsers op de schaatsbaan. Volledig gefocust, me bewust van de aanwezigheid van mijn vader, die naast me stond. Althans, dat dacht ik.
Wim behoort kerkelijk niet tot onze gemeenten. Echt niet. Hij schrijft vespers (avondgebeden). Wim doet me denken aan Thomas à Kempis. Hij leefde van 1380-1471.Thomas à Kempis schreef een boek: De navolging van Christus. Moet je eens lezen!
Het is woensdagmorgen, rond 12 uur. Nog een half uurtje en dan mogen ze naar huis. Deze leerlingen gaan écht niet eerder naar huis, voordat ze geschiedenis hebben gehad. Soms zou je haast denken dat ze voor geschiedenis op woensdag naar school komen.
Ik heb pas een huis gekocht en dat ging op een wonderlijke manier. Als alleenstaande is het in deze tijd niet makkelijk om een huis te kopen. Maar de Heere leidde mij naar een huis dat ik eigenlijk niet wilde. En na de bezichtiging was ik direct enthousiast. De prijs was betaalbaar en ik zou er zo in kunnen. Extra kosten voor verbouwen waren niet nodig.
Tatatata, tata, tatata, pom, klinkt het in het verlaten bos. In de verte zie ik een stipje langzamerhand dichterbij komen. Ik voel een koud knuistje in mijn hand. Twee blauwe ogen kijken me vragend aan: “Wat is dat, pap?”
Je komt ze overal tegen. In huizen, winkels, restaurant... Regelmatig werp je er een blik in, soms geheel onbewust. Maar er zijn ook momenten dat je heel bewust kijkt. Waarschijnlijk ’s morgens als je de deur uit gaat… Een laatste blik en dan ga je.
Zingen is favoriet bij de meeste kinderen uit mijn klas. Waar er aan het begin van het jaar nog wat huiverig en afwachtend gezongen werd, worden de keeltjes nu bij voorbaat al geschraapt. Ogen die gaan glimmen en druk gefluister. Daar ben ik blij mee, want ik merk dat het de klas samenbindt. Samen zingen tot eer van God; mooi is dat!
Snel schoot de duif omhoog, precies op het moment dat de arend ‘m probeerde te pakken! Gefascineerd volgde ik het tafereel in de lucht. Ik stond op een uitkijkplaats midden in de Rocky Mountains van Canada. Met vrienden maakte ik een dagtocht waarbij we in de bossen zouden kamperen. Onderweg kregen we vanaf een uitkijkplaats een prachtig uitzicht op een dal tussen twee bergketens. En boven dat dal probeerde een arend een duif te vangen.