Annuleren

Zoek hier binnen onze website

Blog: De inbreker

BLOG

We zijn lopend onderweg naar de gymzaal: de klas en ik. De kinderen zijn druk in gesprek over hetzelfde onderwerp. Ik vang flarden op van wat ze zeggen: “Ik heb ‘m in het echt gezien en jij?” “Hij zag er eng uit, die grote hoed en zo’n lange jas… brr…” “Een portemonnee van juf Willemsen en haar mobiel weg, hoe durft ‘ie!” “Jammer dat meester Vogelaar hem niet te pakken heeft gekregen. Ik had…”

De kinderen hebben gelijk. De middagpauze is net voorbij en er is een inbreker op school geweest. Een echte, niet eentje uit een spannend verhaal voorgelezen uit een boek, maar een echte! Ik moet eerlijk bekennen dat ik onderweg naar de gymzaal ook steeds aan die man moet denken. Zomaar het schoolplein oplopen, naar binnen wandelen, doen alsof je je kind komt aangeven en dat dan nog brutaal zeggen ook.

Het is dat er bij meester Vogelaar een niet-pluis-gevoellampje ging branden, maar toen was het kwaad al geschied. De meester is er met zijn lange benen nog achteraan gerend -hoe spannend was dat-, maar de inbreker is verdwenen….

Inmiddels zijn we bij het sportcomplex aangekomen en terwijl de kinderen zich omkleden, maak ik snel de gymzaal klaar voor mijn les. Als iedereen aangekleed en wel op de gele lijn zit, voel ik wel aan dat ik zo niet gelijk kan beginnen voor de middag. We zullen toch eerst even moeten praten over wat er gebeurd is. Die man moest eens weten wat hij uitwerkt bij de kinderen. Zou hij daar wel erg in hebben? Wat bezielt zo’n man? Zielig eigenlijk…

Ik zeg het maar gelijk: “Jongens, luister, weet je dat ik eigenlijk medelijden heb met die inbreker van ons.” “Een Bijbel, ja natuurlijk: die hadden we hem moeten geven.” Grote ogen kijken me aan. Het wordt nu helemaal stil. “Waarom gaat iemand iets stelen? Waarschijnlijk heeft hij geen geld en zit hij in grote problemen. Anders ga je toch zoiets niet doen? Wat naar voor zo’n man. Dom eigenlijk, we hadden die inbreker koffie moeten aanbieden met een koekje. En we hadden met hem moeten gaan praten. Misschien zouden we hem wel kunnen helpen? En wat we ook vergeten zijn? Een Bijbel, ja natuurlijk: die hadden we hem moeten geven.” De meeste ogen kijken nu minder verbaasd, maar eerder een beetje peinzend. Net als ik op het punt sta om te gaan bidden komt de vinger: gelukkig! “Juf, zullen we voor de inbreker bidden?” Opgelucht, dat we toch iets voor die man kunnen doen, vouwt iedereen zijn handen en sluit de ogen. En ik weet zeker dat ze deze keer allemaal zachtjes hebben meegebeden.

Dus als u de inbreker toevallig nog tegenkomt in Ede en omgeving (bruine hoed, lange leren jas)? Wilt u dan tegen die man zeggen dat er kinderen zijn die voor hem bidden?

Anja de Bonte

377