Annuleren

Zoek hier binnen onze website

Hoe weet ik dat ik op God vertrouw?

201614_blog_jongeren

In de Bijbel staan heel veel teksten die beginnen met 'Vrees niet' of 'Weest in geen ding bezorgd'. De Heere vraagt van ons te vertrouwen op Hem. Als er Eén te vertrouwen is, is Hij het dan niet? Maar ik vraag me dan af: hoe weet je dat je op God vertrouwt?

‘Vrees(t) niet’ komt wel negentig keer voor in Bijbel. Soms gaat het over situaties waarin mensen bang zijn. Ze worden door God vermaand niet bang te zijn, omdat Hij zorgt en beschermt. Soms gaat het om het schrikken van God, het diep ontzag hebben voor Hem. Dan bemoedigt Hij, bijvoorbeeld als Petrus na die wonderlijke visvangst voor Jezus neervalt en zegt: Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens (Luk. 5:8b).

Weest in geen ding bezorgd komt uit Filippenzen 4 vers 6, waarbij Paulus wijst op een betere weg: Laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging, bekend worden bij God.

Het ‘bezorgd zijn’ wordt ook gebruikt in Lukas 10: het bekommeren van Martha over veel dingen. Rode draad is dat we in de Bijbel vermaand worden dat we teveel naar beneden kijken en op de omstandigheden zien. Martha diende de Heere Jezus en dat was goed, maar ze schoot erin door en dacht waarschijnlijk toch stiekem dat het allemaal van haar afhing.

 

En dan kom je toch uit bij het vertrouwen waarover je schrijft. Kunnen we in verschillende, soms heel moeilijke, omstandigheden op de Heere vertrouwen? Vertrouwen is een kenmerk van het ware geloof. De Heidelbergse Catechismus wijst hierop op verschillende momenten. Dat geeft ook inzicht in jouw vraag: hoe weet je dat je op God vertrouwt?

 

Vertrouwen op vergeving

In Zondag 7 wordt op de vraag ‘Wat is een waar geloof?’ geantwoord dat dit niet alleen een zeker weten is, maar ook een vast vertrouwen - door de Heilige Geest gewerkt - dat ik om Jezus’ wil vergeving van zonden, genade en zaligheid ontvangen heb.

Wat betekent dat concreet? Dat ik door het geloof in God de Vader (Zondag 9) erop vertrouw dat Hij als een getrouw Vader voor mijn lichaam en ziel zal zorgen, ook als het er misschien heel anders uitziet in mijn leven.

Hij zorgt voor mijn ziel. Dat belijdt de Catechismus ook in Zondag 30 bij het Heilig Avondmaal. Een avondmaalganger is iemand die ziet dat zijn leven vol zonde is en daarvan een afkeer heeft. Toch vertrouwt hij erop dat zijn zonden om Christus’ wil zijn vergeven. Ook als het gaat om de zonden van nu en van de toekomst! Dat betekent ook, zegt Zondag 34, dat ik alles wat mij daarbij hindert, moet vermijden. Ik moet en wil Hem alléén vertrouwen.

Hij zorgt ook voor mijn lichaam. Omdat God de enige Oorsprong van al het goede is, ben ik ook in de dagelijkse dingen van Zijn zegen afhankelijk. Ik moet mijn vertrouwen op Hem stellen.

Zonder waar geloof kun je dus niet op God vertrouwen, maar vind je (stiekem) nog steeds houvast bij iets of iemand anders. Maar ook een waar gelovige wantrouwt de Heere zo vaak in Zijn zorg. Wat is het belangrijk dat Gods kinderen oprecht,  teer en afhankelijk leven voor Zijn aangezicht.

 

Vurig verlangen

Herken je je in wat de Catechismus over ‘vertrouwen’ schrijft? Dan ken je ook iets van dat kinderlijke vertrouwen. Misschien vind je het nogal wat! Dan wijs ik je graag op de Dordtse Leerregels (H.2,16). Als je dat vertrouwen niet krachtig voelt, moet je niet ontmoedigd raken. Je moet juist met ijver de middelen gebruiken waardoor God heeft beloofd het geloof te werken. Dan denk ik aan de prediking, het lezen en overdenken van de Bijbel, het gebed. In die weg mag je vurig verlangen naar dat zekere, Bijbelse vertrouwen en het met eerbied en ootmoed verwachten.

 

Laurens Kroon

376